Dinant - Namen
Dinant, stad aan de Maas, telt vandaag ongeveer
13.000 inwoners en heeft een indrukwekkend verleden. Het was een centrum van de
productie en de handel van voorwerpen gegoten of gedreven in messing, en gaf
zijn naam aan dit ambacht: de dinanderie. Genesteld in een schrijn van groen,
bezit deze stad één van de meest bewonderde natuurlijke decors van het
Maasland. Tegen hoge kalkrotsen aanleunend, strekt de stad zich uit over een
smalle landtong aan de oever van de Maas.
Het eerste opvallende gebouw in het stadscentrum van Dinant dat
ik zie is het stadhuis. Het huidige stadhuis is al het vierde van de
stad. In 1783 trok het stadsbestuur in het
voormalige paleis van de prins-bisschop van Luik in, maar het gebouw brandde af
in 1914. Na de oorlog werd het in oorspronkelijke staat heropgebouwd. Op de
binnenplaats staat nu een monument voor de gesneuvelden tijdens de Eerste en
Tweede Wereldoorlog. Ook staat er een kunstwerk in glas dat een ode is aan
de saxofoon en de Maas.
Een beetje verder kom ik de Collegiale kerk Onze-Lieve-Vrouw
van Dinant tegen. Het is gebouwd aan de voet van een rots en kijkt uit over de
rivier de Maas. De kerk is al van verre herkenbaar aan de bolvormige
klokkentoren. De bijzondere peervormige torenspits is het symbool geworden van
de stad. De kerk is oorspronkelijk gebouwd als oratorium. Later is het gebouw
flink uitgebreid. In het jaar 934 kreeg de kerk, in romaanse stijl, het statuut
van Collegiale. Ze staat bijna volledig tegen de achterliggende rotsen
aangebouwd, iets wat dramatische gevolgen had in 1228 toen een stuk van de rots
op het gebouw viel. De kerk werd toen bijna volledig vernield. Twee eeuwen
later, in 1466, sloeg het noodlot opnieuw toe. Bij de plundering van Dinant door
Karel de Stoute, werd het gebouw verwoest door overstromingen, brand en
plunderingen. Ondanks de vele tegenslagen werd de kerk telkens weer
heropgebouwd. In het jaar 1855 werd de nieuwe gotische kerk gebouwd zoals we
die nu kennen. Ook tijdens bombardementen in de Eerste en Tweede Wereldoorlog
werd er opnieuw een hoop schade veroorzaakt, met name aan de glas-in-loodramen.
Als ik nabij de kerk omhoog kijk kan ik boven op de rots het Citadel van Dinant zien. In de geschiedenis van de stad neemt het Citadel van Dinant een belangrijke plaats in. In de 11de eeuw werd het eerste verdedigingswerk op de rots gebouwd. Op het hoogtepunt van zijn bloei, in 1466, werd de stad en zijn Citadel met de grond gelijk gemaakt door Karel de Stoute. Bij de belegering sneuvelden 900 inwoners van Dinant en nog eens 800 werden na de overgave twee aan twee aan elkaar gebonden en in de Maas geworpen. In de daarop volgende eeuwen werd de Citadel herhaaldelijk verwoest en weer opgebouwd, voor het laatst in 1820. Van 1820-1830 werd de Citadel betrokken door een Hollands garnizoen. Na 1865 was Dinant geen militaire basis meer, maar in de twee wereldoorlogen maakten stad en Citadel nog angstige dagen door en werd Dinant voor een groot deel door brand verwoest. Je kan hier ook vanaf de kerk via een trap met 408 treden naar boven gaan. Ook zie ik een kabellift die je naar boven kan brengen. In de Citadel is een museum ondergebracht met collecties van wapens en herinneringen uit het verleden van Dinant. Ik ben wel niet naar boven geweest om het Citadel te gaan bezoeken. Je zal boven op het Citadel alvast een mooi panoramisch zicht op de stad hebbeb en de Maas die aan haar voeten ligt.
Niet zo ver van de kerk kom ik het “huis van meneer Sax”
tegen. Adolphe Sax is de uitvinder van de
saxofoon. Hij werd op 6 november 1814 in Dinant geboren. Hier blies het genie
Adolphe Sax dus zijn eerste adem uit. Tot aan zijn dood in 1894 stond zijn
leven in het teken van muziek. In dit huis is er een ruimte die volledig aan
hem gewijd is. Het is eigenlijk geen museum, maar een belevingscentrum waar
zijn leven en werk belicht wordt. Dit belevingscentrum is gelegen
in de straat die zijn naam heeft (Rue Adolphe Sax) en het gebouw bevindt zich
precies op de plaats waar Adolphe Sax in 1814 geboren werd. Het huis van
Mijnheer Sax nodigt uit om een buitengewoon genie te ontdekken, zijn
revolutionaire bijdragen tot muziek en techniek, zijn verbazingwekkende
uitvindingen, zijn voortdurende uitdagingen, zijn successen en mislukkingen,
zijn rijk en bewogen leven. Een unieke gelegenheid om inzicht te krijgen in het
fabelachtige lot van de saxofoon. Binnen wandel je over de vloer in de vorm van
een saxofoon rond. Voor dit huis zie ik een beeld van Adolphe Sax die voor zijn
huis op een bankje zit met een saxofoon op zijn schoot. Je kan gerust plaats
nemen naast hem op het bankje.
Ik fiets de straat
verder af en kom op een plein “Place Victor Collard”. Op verschillende plaatsen
in het straatbeeld kom ik in verschillende kleuren de saxofoon tegen. Zo kan ik
er 3 vinden op dit plein. Op het riooldeksel zijn er muzieknoten te zien. Op
dit plein staat hier nog een merkwaardig kunstwerk van de Belgische kunstenaar
Félix Roulin, ook geboren in Dinant. Dit monument is er gekomen ter
gelegenheid van de honderdste sterfdag van de uitvinder van de saxofoon. Het
materiaal bestaat uit 2 blauwe stenen met hierin geoxideerd brons
verwerkt. Het kunstwerk bestaat uit twee rotsen die uit de grond rijzen,
waarvan er één opent met verwijzingen naar de stadsgeschiedenis van
Dinant, en de andere opent met verwijzingen naar vrouwen, waarvan de
lichamen de vorm van het saxofoon instrument suggereren. Dit kunstwerk lijkt
wel het toneel van de nooit aflatende strijd van de moderne maatschappij: de
krachtmeting tussen levensontplooiing en verdrukking, vrijheidsdrang en dwang,
vitaliteit en organisatie, zoals in massa’s opgesloten lichamen die zich eruit
pogen te bevrijden.
Een beetje verder in de Rue Saint Jacques kan ik
een grote replica zien van een saxofoon nabij een fontein. Dit is weer een
kunstwerk in de stad die er kwam als hommage aan Adolphe Sax. Het is hier
allemaal Sax en de City.
Het volgende standbeeld dat ik tegenkom op Place
Patenier is dit van Joachim Patinier. Het borstbeeld van hem staat op een zuil.
Ik kon op de zuil lezen dat hij geboren was in 1485. Joachim Patenier was
afkomstig uit de streek van Dinant en hij was de eerste echte landschapschilder
in de Nederlanden.
Een andere belangrijke
inwoner geweest van Dinant is Antoine Wiertz. Hij was een romantische schilder
uit de 19de eeuw. Hij heeft monumentale schilderijen vervaardigd van
wel meer dan tien meter breed en hoog. Wiertz werkte in Brussel, waar rond zijn
atelier een indrukwekkend museum werd gebouwd. Ik ben hier een bronzen standbeeld
tegengekomen van deze schilder, die op een ruwe stenen voetstel staat. Het
schilderspalet had hij in zijn hand. Aan zijn voeten zie ik een paardenkop en
boeken liggen. Aan de voet van het voetstuk zit een model met een klein
zwijntje in haar hand. Het standbeeld staat aan de ingang van het Koninklijk
Atheneum Adolphe Sax in Dinant.
Ik zie hier ook de
kerk Saint-George de Leffe op het Père Pire plein. De kerk werd gebouwd rond 1230 en is een kerk van romaanse en gotische
oorsprong. De klokkentoren die de gevel overstijgt, werd in 1968 gebouwd ter
vervanging van een eerdere klokkentoren die in 1918 verdween. De kerk is
gebouwd in puinkalksteen en het dak is bedekt met leisteen. De kerk is
geclassificeerd als historisch monument sinds 18 december 1984. Naast de kerk
kon ik nog panelen zien met informatie en foto’s van Père Pire. Hij is geboren in Dinant en was een Belgische pater en winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede in 1958. Zijn leven stond volledig in het teken van het
streven naar begrip tussen alle volkeren in de wereld en het oplossen van de
armoede.
Ik ben nu al iets verder van
het stadscentrum en bereik nu de abdij van Leffe. De
Onze-Lieve-Vrouweabdij van Leffe werd in 1152 door de abdij van Floreffe
gesticht en werd onafhankelijk in 1200. Bij de verwoesting van Dinant in
1466 door Karel de Stoute, liep ook de abdij ernstige schade op. De
huidige gebouwen dateren grotendeels van de 17de en 18de
eeuw. Tijdens de Franse bezetting werd in 1796 het geheel geconfisqueerd en
openbaar verkocht waardoor het in particuliere handen terecht kwam. Pas in
1903 toen gevluchte Franse monniken er hun intrek in namen, vestigden zich er
weer geestelijken. Sedert 1937 is de abdij opnieuw in handen van de premonstratenzers
of norbertijnen van Tongerloo. Leffe is vooral bekend omwille van haar
abdijbieren. Zo werd er in 1952 opnieuw een
bruine Leffe gebrouwen, met onmiddellijk succes. Er bestaan vier soorten Leffe bier
met elk een heel eigen karakter.
Ik keer nu terug naar het
stadscentrum van Dinant langs de Maas. Ik kan hier nog op de Maas een werkende
stuw zien. Het is mogelijk om hier de stroom over te steken. Ik heb ook over de
stuw gelopen tot de plaats waar zich op de Maas de sluis bevindt. Er worden in
grote rivieren stuwen gebouwd om verdroging van hoger gelegen gebieden te
voorkomen, maar ook om voor de scheepvaart het hele jaar door een minimale waterstand te garanderen.
In het stadcentrum kun je
veel drink en eetgelegenheden zien langs de Maas, zoals onder andere het café
Leffe nabij de Collegiale kerk Onze-Lieve-Vrouw. De terrassen zijn heerlijk gelegen
langs de Maas en er straalt een natuurlijke rust uit in het stadje. Van hieruit kan je ook boottochten doen op de Maas.
Nabij de Collegiale kerk Onze-Lieve-Vrouw kan ik de Maas oversteken op
de Charles de Gaulle brug. Tijdens de Eerste Wereldoorlog, op 15 augustus 1914,
bestormt het regiment van Charles de Gaulle de Citadel van Dinant om
deze te heroveren op de Duitse bezetters. Volgens de overlevering werd de
luitenant in zijn been geraakt tijdens de oversteek van de brug. Ruim tien jaar
later, in 1925, wordt de brug opnieuw opgebouwd. Tijdens de Tweede
Wereldoorlog, op 12 mei 1940, wordt de brug opgeblazen door het Belgische leger
om de oprukkende Duitse troepen tegen te houden. De huidige Charles de Gaulle
Brug in Dinant werd in juni 1953 in gebruik genomen en werd, zoals de naam al
doet vermoeden, opgedragen aan Charles de Gaulle. De Charles de Gaulle Brug is
54 meter lang en 15 meter breed en heeft aan beide zijden voetgangersstroken
van elk 3 meter breed. Hier staan een aantal van
de vele kleurige reuzensaxofoons die een schildering dragen uit verschillende
landen. De brug is hierdoor wel mooi gedecoreerd. Als ik over de brug loop kom
ik aan het einde van de brug een groot beeld tegen van Charles de Gaulle. Hij
was een Frans militair, politicus en voormalig president van de Franse
Republiek. Van hieruit heb je ook een uniek uitzicht op de Collegiale kerk
Onze-Lieve-Vrouw en de Citadel. Een beetje verder kan ik het Maison du Tourisme
zien. Buiten voor het huis staat er een kajak, maar ook een rail bike of
spoorwegfiets. Een rail bike is speciaal aangepast om over de oude
sporen te kunnen rijden.
Ik verlaat nu Dinant en rij
langs de oever van de Maas richting Namen. Ik fiets over verharde en onverharde
wegen en soms over kasseistroken. Soms kom ik beboste eilanden tegen in de
Maas. Vanaf nu kan je de wilde schoonheid, haar immense rotsen en uitgestrekte
beboste gebieden bewonderen. Kastelen, abdijen, citadellen en kerken getuigen
van een rijk en veelbewogen verleden. Tijdens mijn fietstocht kom ik ook nog
enkel andere stuwen en sluizen tegen. Op de oevers van de Maas kom ik vissers
tegen.
Ik fiets het dorp
Profondeville binnen en ik zie hier meer toeristische activiteit. Er komen
jaarlijks behoorlijk wat toeristen naar dit in eerste instantie wat gewoontjes
ogende dorp. Profondeville ligt aan een
bocht van de Maas. Langs de Maas is er een prachtige wandelboulevard.
Aan de andere kant van de Maas kan je soms steile rotswanden zien. Je kan hier
op het water veel toeristen zien die aan het kajakken, jetskiën of aan het
varen zijn met een kleine plezierboot. Ik merk hier in het Sauvenière park een
kleurrijk beeld van een grote haan op. In het kader van de “Coqs Parade” of
Hanen parade zijn er 14 verschillende reuzenhanen geplaatst in Profondeville.
Het is een festival geïnitieerd door de toeristische federatie van de provincie
Namen. Deze verschillende hanen zijn hier te ontdekken in de tuinen en de
binnenplaatsen van bewoners aan de rand van de Maas. Elke haan heeft
zijn plaats gevonden, passend bij de kleuren en stijl van het huis of de tuin
van de gastheer.
Ik kom aan in Wépion, een deelgemeente van de stad Namen en
is gekend als hoofdstad van de aardbei. Wegens werkzaamheden kon ik hier een
stuk niet langs de Maas fietsen en volg dan maar de omlegging voor fietsers.
Reeds in de 17de en 18de eeuw werden hier aardbeien
geteeld in de tuinen. Vandaag vertegenwoordigd de teelt van aardbeien in Wépion
een kwart van de teeltoppervlakte voor aardbeien in Wallonië. Hoger op de oevers is de grond zeer geschikt voor de
teelt van aardbeien, de beroemde “fraises de Wépion”. Er is hier ook een
aardbeienmuseum, die is opgericht in een oude villa, aan de oever van de Maas. Door
de wegomlegging te volgen ben ik het tegengekomen, maar ik ben het niet gaan
bezoeken. Hier kom je alles te weten over de geschiedenis van deze plek en de
aardbeienteelt. Langs de oever van de Maas kom ik hier nog een kiosk tegen in
de vorm van een aardbei. Men was van hieruit de aardbeien aan het verkopen.
Voor de kiosk stond er een tafel en 2 stoelen in de kleuren en vorm van een
aardbei.
Ik kom hier in Wépion ook nog een oorlogsmonument tegen. Dit monument herdenkt de inwoners van Wépion die zijn omgekomen
of vermist in de Eerste en Tweede Wereldoorlog.
Ik nader de stad Namen en zie in de verte al de
grote Citadel van Namen opdoemen. De Citadel van Namen ligt op een 100 meter
hoge heuvel boven de Belgische stad Namen en is een groot verdedigingswerk. Hij
ligt op een strategische plaats op de plek waar de rivier de Samber uitmondt in
de Maas. Het is een van de grootste burchten van Europa. Tussen de
10de en de 15de eeuw was het kasteel de residentie van de
graven van Namen, als uitvalsbasis voor Napoleons troepen en uiteindelijk werd
het verbouwd door de Nederlanders. Doordat de Citadel door de huidige
oorlogsvoering zijn nut verloor werd het opengesteld voor het publiek. Vandaag
de dag kunt u de kerkers van het kasteel bezichtigen en ook de mooie tuinen. Ik
ben wel niet naar boven op het Citadel geweest.
Ik zie over de Maas, nabij de
Citadel van Namen, de Pont de Jambes. Ze staat ook wel bekend als de Pont de
Meuse of Maasbrug. Deze is verbonden met het Naamse stadsdeel Jambes. De brug
stamt uit de Romeinse tijd en is meerdere keren
herbouwd en gemoderniseerd. De brug heeft een lengte van 145 meter en bestaat
uit zeven bogen, waarvan de middelste het grootste is om schepen door te kunnen
laten. Op deze brug zie ik langs beide zijden vlaggen uit verschillende
Europese landen wapperen.
Ik kom nu het Waals
Parlementsgebouw tegen. Dit gebouw, daterend uit de middeleeuwen, droeg
verschillende namen doorheen de geschiedenis : “Grand-Hôpital” of “Hôpital
Notre-Dame”. In 1796 werd het echter “l’Hospice Saint-Gilles”, verwijzend
naar de bedevaart naar Saint-Gilles-en-Provence die toen bij de Namenaren in
trek was. Hoewel de naam van het gebouw vaak is veranderd, is de bestemming
ervan steeds hetzelfde gebleven : een sociale en charitatieve instelling die de
armen, zieken, wezen en ouderlingen zonder inkomsten opving. In barre periodes
kwamen er ook vrouwen bevallen of zich verwarmen in de gangen. Buiten de gotische
vleugel uit de 16de eeuw werd het vroegere Hospice Saint-Gilles, vermeld sinds
1229, vanaf 1667 heropgebouwd in een U-vorm en met afwisselend gebruik van
baksteen voor de muren en kalksteen voor de raamlijsten en hoekverankeringen.
Het gebouw werd in 1985 door het Waalse Gewest aangekocht en werd sinds 1996
gerestaureerd om er het parlement van het Waalse Gewest in te huisvesten, dat
gesticht werd na de herziening van de Belgische grondwet in 1980. Het Hospice
Saint-Gilles werd gerestaureerd tussen 1991 en 1998 om er het Waals Parlement
in onder te brengen. Momenteel heeft het gebouw een opvallende rode baksteen.
Ik kom nu de rivier de Samber tegen en ik kan
zien waar de samenvloeiing gebeurd met de Maas. Eigenlijk tussen de Samber en
de Maas ligt de Citadel. Het is aan de achterkant van het Waals
Parlementsgebouw waar je de Citadel naar boven kan gaan. Ik kon vanaf hier
boven op één van de wallen van de Citadel een kunstwerk in de vorm van een
schildpad zien blinken, die kijkt over de Maas en de Samber. Het is een bronzen
beeld van een schildpad met een man erop. In dit kunstwerk is de man bezig met
het berijden van de schildpad. Het kunstwerk “searching for Utopia” is van de
kunstenaar Jan Fabre en heeft in de stad Namen veel losgemaakt. Er is in de stad
ook veel verzet gekomen tegen het beeld en dit heeft voornamelijk met de
kostprijs en de onderhoudskosten van het beeld te maken.
Ik ga vervolgens over een brug, die over de
Samber loopt en fiets nu naar het stadscentrum van Namen. Ik kom op het centrale
plein “Place d’Armes” terecht en daar zie ik een gebouw met opschrift “La
Bourse”. Het uit de 20ste eeuw stammende Bourse de Commerce of
handelsbeurs is gebouwd in de neo-renaissance stijl en heeft door de jaren heen
meerdere functies gehad. Van 1979 tot 1995 heeft het Bourse de Commerce dienst
gedaan als parlementsgebouw. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is het gebouw net
als veel andere gebouwen aan de Place d’Armes tijdens een bombardement verwoest.
Het gebouw is in de jaren erna gerestaureerd. Tegenwoordig doet het gebouw
dienst als conferentiecentrum onder de naam Namur Palais des Congrès. Op het
centrale plein fleuren de verschillende exotische jungleplanten het plein op.
Op het centrale plein Place d’Armes, links van de
vroegere handelsbeurs en dichtbij de steeg naar het belfort, kan je het beeld
zien van 2 cartoonfiguren die de Namenaars voorstellen. Deze 2 cartoonfiguren
“Djoseph et Francwès” en hun twee slakken zijn gecreëerd door Jean Lagrand. De
inwoners van Namen hebben de naam van traag te zijn, vandaar de bijnaam van
slakken. Ik kan een kleine dikke man en een lange dunne man zien met ook een
kooi waarin een kleine slak zit en naast de kooi is er ook een grotere
vastgebonden slak te zien. De slakken kunnen nu niet meer ontsnappen, terwijl
beide heren het leed van de dag staan te bespreken. Er doet hier het verhaal de
ronde dat als je de voelsprieten van de slakken aanraakt, dan zal geluk en
voorspoed je ten deel moeten vallen.
Ik ga nu naar de steeg links van de vroegere
handelsbeurs en kan nu een toren zien. Dit is het Belfort van Namen en is beter
gekend als Tour Saint-Jacques of Sint-Jacobstoren. Deze
toren werd oorspronkelijk niet gebouwd als een belfort en is opgetrokken met
kalksteenblokken. In 1388 werd deze toren gebouwd als onderdeel van de
stadsommuring. Ook werd in de 16de eeuw de klok toegevoegd die het
sluiten en openen van de stadspoorten aankondigde. Het was maar in 1746 dat het
een belfort geworden is, na het beleg op Namen en de vernieling van de
collegiale kerk Saint-Pierre-au-Château. Je kan deze toren niet gaan bezoeken.
Ik ga nu verder de stad gaan verkennen en ik kom
hier het theater tegen. Het
Koninklijk theater van Namen is een prachtige 19e-eeuws gebouw
waar voorstellingen en concerten plaatsvinden. Het eerste theatergebouw
van Namen opent zijn deuren in 1824 en heeft meerdere verbouwingen en
renovaties gehad. Dit voornamelijk om steeds de nieuwste technieken te kunnen
beschikken die in een modern theater nodig zijn. Ik kan ook het borstbeeld zien
van Nicolas Bosret die kijkt in de richting van het theater. Hij is in 1799
geboren en was een Belgische componist en tekstdichter. Hij was al vanaf
zijn zevende jaar blind, maar wist niettemin zeer spoedig zich de
notenleer eigen te maken. Hij is componist van Waalse liedjes waaronder
het stadlied van Namen, “Li Bia Bouquet”. Het werd in 1856 door het Naamse
stadsbestuur tot officiële hymne uitgeroepen. Bij publieke evenementen wordt
het nog regelmatig ten gehore gebracht. Bosret heeft in 1843 het orkest van de
muzikale en zangvereniging “Société Royale Moncrabeau” opgericht en is daar de
eerste leider van geweest. Opvallend was
ook dat aan de andere zijde van het beeld een
stoel uit steen te zien is. In deze stoel nemen ieder jaar in september de
leden van de Société Royale Moncrabeau plaats en vertellen elkaar leugens. Wie
de grootste leugen verteld, mag zich een jaar lang de grootste leugenaar van
Namen noemen en in dat jaar tegen iedereen behalve zijn vrouw leugens
vertellen. Iedereen mag meedoen behalve de koning en de president want die
vertellen al de hele dag leugens.
Ik fiets verder in de stad en
bereik het Louise-Marie park. Dit romantische park kreeg de naam van de eerste
koningin van België. Het park werd aangelegd in 1879-1880 op de plaats waar
zich vroeger de 14de -eeuwse vestinggracht bevond, later uitgebouwd
tot een toevluchtsoord voor boten. De vijver vormt tot op vandaag een blijvende
herinnering aan deze voormalige bestemming. Toen de vestingmuren werden
afgebroken en de gracht opgevuld, besliste men om er een park van te maken. De
landschapsarchitect Constantin Smits ontwierp het park met een landelijke
uitstraling. Je kan de kronkelende paadjes, uitgestrekte grasvelden, bomen- of
heesterbosjes, een grillig gevormde vijver en een kunstmatige grot ontdekken in
het park. De kunstmatige grot ligt naast de parkvijver. Al deze elementen
maakten van dit park een schitterend stukje natuur. Het is een geweldige plaats
om een ontspannende wandeling te doen in het omringende groen. In het park kan
ik ook restanten van een brug zien, die tussen 1815 en 1820 door de
Nederlanders werd gebouwd. Deze brug leidde voorheen naar de Brusselse Poort.
In 1990 is de brug uitgegraven, zodat deze weer zichtbaar werd. In de vijver
kan ik op een kunstmatig eilandje het beeld van 2 naakte mensen zien. Ik zie ook
dat de eendjes uit de vijver op het eilandje naast het beeld lopen.
Ik kom hier ook een
aangelegde tuin tegen, namelijk Le Jardin Jean Chalon. Deze tuin brengt een
hulde aan de bekende Naamse plantenkundige Jean Chalon, die in het midden van
de 19de eeuw het levenslicht zag. Hier maak je kennis met diverse bloemen en
planten die elk een waardevolle betekenis hebben sinds het ontstaan van de
mensheid. Zo ontmoeten we bloemen die menige wiskundigen uit de Oude
Griekenland inspireerden. Je kan hier kruiden en planten vinden die voor
geneeskundige doeleinden worden gebruikt. De Jean Chalon tuin is een
opmerkelijke schoonheid in een mooi stukje ongerepte natuur. Heerlijke geuren
en levendige kleuren vieren hier hun hoogtijdagen. Alles bruist hier in zo een
mooi harmonieus geheel.
Naast het park kan ik de
kleine kapel Notre Dame du Rempart zien. Deze is gebouwd in 1868 en de huidige
kapel herbergt het beeld van de Maagd Maria die eerder stond op
de buitenste stadsmuur. Het was in 1662 dat het beeld in een nis op één
van de buitenste stadmuren werd geplaatst. De inwoners en autoriteiten vroegen
aan de Maagd Maria om hun stad te beschermen tegen de vijand.
Vervolgens fiets ik naar het station van Namen en
van daaruit kom ik in een winkelstraat terecht. In deze winkelstraat kom ik ook
de Saint-Joseph kerk tegen. Opvallend was de met rode baksteen opgetrokken
voorgevel van de kerk. De voorgevel in barokstijl is sierlijk en elegant. De
krullen van blauwe steen, met vuurpotten, ramen en drie nissen van
heiligen doorbreken de eentonigheid van een bakstenen gevel. De Saint-Joseph
kerk werd opgetrokken door de paters Karmelieten tussen 1627 en 1655 na de bouw
van hun klooster. Na de onderdrukking van deze religieuze ordes werd die in
1814 omgevormd tot een parochiekerk. Momenteel is om veiligheidsredenen de kerk
sinds 2008 gesloten voor het publiek. Aan de andere kant van de straat zie ik
de ingang van het Provinciaal museum van de oude kunst uit de streek van Namen.
Het is gevestigd in een patriciërswoning uit het tweede kwartaal van de 18de
eeuw. Het museum bezit oa een aantal kunstwerken uit de middeleeuwen en de
renaissance, waaronder ook de kunstschat van het klooster van Oignies en een
schilderijenverzameling uit de 16 de eeuw. Dit museum ben ik niet gaan
bezoeken.
Ik kom terecht op het plein “Place de l’Ange” en zie hier
het monument “Pompe de l’Ange” in het midden van het plein. De pomp in Lodewijk XVI-stijl op de Place de
l'Ange is het werk van de Namense beeldhouwer en architect François-Joseph Denis
en dateert uit 1791. In 1924 werden de muilkorven van de leeuw waaruit het
water stroomde en de metalen arm voor de bediening van de pomp verwijderd. Er
is een restauratie gekomen van het monument in 2011. Het monument is geplaatst
op een kleine granieten trap. De sokkel bestaat uit zes balkenelementen waarop
een geribbelde kolom staat. De verbinding met de kolom gebeurd met krulvormige
versieringen. Beneden op de zuil zie ik versieringen van acanthusbladen. Bovenaan
de zuil zie ik versieringen van ramkoppen. Aan de horens hangen zware slingers
van eikenbladeren. Bovenop de zuil staat het beeld van een engel die op een
trompet blaast en het is gemaakt van verguld metaal.
Ik kom terug uit
bij het plein “Place d’Armes” en ga de andere kant van het plein gaan
verkennen. Mijn oog valt op het portaal “Porte
de Gravière”. Dit portaal is het enige overblijfsel van het voormalige
Premonstratenzer klooster. Je kan de barokstijl herkennen en het werd gebouwd
in 1647. Het diende vroeger als stedelijk toevluchtsoord voor de kanunniken uit
de abdij van Floreffe wanneer er oorlogen, plunderingen of algemene
onveiligheid was. Een beetje verder kom aan de kerk Notre-Dame d’Harscamp. Het is een kerk in
renaissancestijl en werd gebouwd in 1750. Tijdens de 19de eeuw
onderging het gebouw meerdere transformaties. Het interieur, het dak en de
klokkentoren worden begin 20ste eeuw gerenoveerd. De kerk werd in 1936 op de monumentenlijst geplaatst,
maar sloot haar deuren in 1989. Ze werd ontheiligd in 2004 en werd in 2016
omgevormd tot een culturele ruimte. Het is nu open voor tentoonstellingen
en concerten.
Ik keer terug richting het
plein “Place d’Armes” en ga vervolgens andere kleine straatjes in het
historische oude centrum gaan verkennen. In deze kleine en smalle straten kan
je niet met de wagen rijden. Ik kom terecht op het plein “Place du Marché aux
légumes” of het plein van de groentemarkt. Momenteel is het een plaats waar een
grote gezelligheid heerst en waar het hart van de stad klopt. In het midden van
het plein zie ik ook een elegant kalkstenen monument, gebouwd in 1778, die ook
dienst deed als pomp vroeger. Op een hoge fijn gevormde sokkel staat een dunne
vierkante pilaar met een Toscaans kapitaal. Op de pilaar zie ik ook
aangebrachte versieringen. Boven op het monument ondersteunt een grote plank
een mand met fruit en groenten. Onderaan zie ik wel nog de muilkorf van een
leeuw waar vroeger het water uit kwam.
Hier staat ook de kerk Saint-Jean-Baptiste.
Deze kerk of op zijn Nederlands de kerk van St. Johannes de Doper is één van de
oudste kerken in Namen en stamt uit de 13de eeuw. In de eeuwen
daarna is de kerk meerdere malen gerenoveerd en gerestaureerd, voor het laatst
aan het einde van de 19de eeuw. Tijdens het Feest van het Waalse gewest
wordt hier op de maandagochtend de zogenaamde Waalse mis gehouden. De mis staat
te boek als komisch en ludiek. Het is tevens één van de weinige momenten van
het jaar dat de kerk afgeladen vol is.
Ik verken het hier verder en
kom terecht op het plein “Place de Quebec”. Er zijn vriendschapsbanden tussen
de Canadese gemeente Namen in Québec en de stad Namen in België. In het midden
van de 19de eeuw is de gemeente in Canada gesticht door enkele
Belgische families uit de provincie Namen. Hier op het plein kan je genieten
van street art. Ik zie hier namelijk een boekenwinkel en vooral een volledige gevel
ervan is kleurrijk gedecoreerd met figuren. In deze muurschilderingen zie ik
bovenaan bloemen en herken ik ook het beeld van een beer. Deze berenkop doet me
zeker aan Canada denken. Deze enorme fresco “Bloemen voor Namen” herinnert aan
de vriendschap die de twee Franstalige steden met elkaar verbindt. Het
werd geschilderd door het Brusselse collectief Propaganza en het werd ontworpen
door de kunstenaar Dan Brault uit Montreal. Deze onderscheidt zich door de
creatie van gekleurde universums, waar abstracte en figuratieve vormen
samenkomen die complexe, zelfs barokke decors opleveren. Voor de winkel zie ik vier metalen stoelen staan. Op
elke zitting van de stoel kan je een gedicht lezen. Dit zijn de
gedichtenstoelen van de Canadese beeldhouwer Michel Goulet uit Quebec.
Een beetje verder kom ik de barokkerk Saint-Loup uit de 17de
eeuw tegen. Echt indrukwekkend is de voorgevel van de kerk. De kerk van
Saint-Loup is met voorsprong het meest interessante stukje architectuur van
deze stad. Ze is één van de belangrijkste barokkerken van België en is tussen 1621 en 1645 gebouwd door de jezuïeten. Ze werd ontworpen door Pieter Huyssens, een Vlaamse
jezuïet, architect en barokmeester. Het is een magnifiek voorbeeld van
de barok gemixt met invloeden uit de Italiaanse Renaissance. Tussen 1864 en 1867 onderging
het gebouw een grote restauratie en de façade werd opnieuw opgebouwd in blauwe hardsteen, ter vervanging van het oorspronkelijke
zwarte marmer dat in open lucht niet bestand was
tegen de tand des tijds. Klassieke structuurlijnen en zuilen, afgewisseld met
versieringen en barokke toevoegsels geven de voorkant een samenhangend
evenwicht zonder gevoel van overdaad. Links en rechts van het toegangsportaal
is er een nis met een heiligenbeeld te zien. Boven de toegangsdeur kan je een chronogram
zien en dit opschrift betekent: “Namen in Eer en Glorie herrezen”. Het oude
naburige jezuïetencollege werd gebouwd in 1610. Het illustreert de bouwtraditie
van het Maasland door zijn sobere en functionele karakter, alles in baksteen en
blauwe steen. Het vormt, samen met de kerk, een enorme eenheid die in de 17de
eeuw is opgericht in het middeleeuwse kader van de stad.
Een andere architecturaal wonder dat ik tegen kom
is de Saint-Aubain kathedraal of in het Nederlands de Sint-Albanus kathedraal
op het plein “Place Saint-Aubain”. Dit is de hoofdkerk van het bisdom
Namen. De bouw van de kathedraal duurde van 1751 tot 1767. De kerk werd
ingewijd op 20 september 1772. De Sint-Albanus kathedraal bestaat net als vele
andere medio-18de-eeuwse gebouwen uit een mengeling van late barok, rococo en neoclassicisme. De
voorgevel is verfraaid met twaalf gelijkgrondse en acht verhoogd
opgestelde Korinthische zuilen. Bovenaan is hij afgewerkt met een fronton waarop beelden
staan, die Christus en
vier apostelen voorstellen. Boven de
toegangsdeuren zijn medaillons geplaatst,
die werden gemaakt door de Naamse beeldhouwer Denis-Georges Bayar.
Op dit plein kan ik ook het provinciale regeringspaleis
zien. Het oude bisschoppelijk paleis werd opgetrokken van 1728 tot 1732 volgens
de plannen van de Naamse architect Jean Maljean, op initiatief van de bisschop
van Namen. De vergaderingen van de Provincieraad vinden plaats in de oude
bisschoppelijke privé-kapel.
In een smalle straat kan ik het museum van Felicien Rops
zien. Dit is museum is gewijd aan het grafische werk van deze Waalse kunstenaar
die in Namen is geboren. Dit museum ben ik niet gaan bezoeken.
Ik ga de stad Namen verlaten en fiets daarvoor eerst een
stukje langs de Samber. Vervolgens kan ik vanaf het Waals Parlementsgebouw
terug de Maas volgen tot in Dinant. In Profondeville stop ik even om te
genieten van een boot. Neen niet op het water, maar tussen het fietspad en de
appartementsblokken. Op het vaste land staat er een constructie van een boot
uit steen gemaakt, die de aandacht trekt van voorbijgangers. Het beeld van de
kapitein op de boot kijkt over de Maas heen. Binnen in de boot is er eigenlijk
een zwembad dat nog steeds wordt gebruikt. De naam van deze boot of zwembad is
de “langzame kat”.
In Dinant aangekomen fiets ik dan terug naar mijn wagen. In Dinant is het nu tegen de avond drukker dan in de voormiddag. Het is een mooie ontdekking geweest langs de Maas en in deze twee Citadelsteden. Daarna keer ik met de wagen terug naar huis.