Beringen steenkoolmijn


Ik vertrek naar de vroegere steenkoolmijn in Beringen om dan in deze streek te fietsen. De fietsroute “Van mijnschacht naar natuurpracht” is een relatief vlakke rit die natuur en erfgoed combineert. Je start op be-MINE, een van de best bewaarde mijnsites van West-Europa.

Ik parkeer mijn wagen nabij de Fatih-moskee in de woonkern Beringen-Mijn. Ik ga eerst even kijken van dichtbij naar deze moskee. Door de activiteiten van de Steenkoolmijn van Beringen trokken vele arbeiders naar deze werkgever. Zo ontstond ook een aanzienlijke Turkse gemeenschap. In 1994 werd de Fatih-moskee geopend, die de op één na grootste van België is. Deze Turkse moskee geeft een uniek accent aan de multiculturele uitstraling van Beringen. De Ottomaanse bouwstijl van deze moskee is duidelijk herkenbaar aan de twee minarettorens en aan de grote koepel. Beide minaretten zijn elk 26 meter hoog. De koepel heeft een hoogte van 16 meter. Het speciale karakter van het interieur wordt bepaald door de mooie handgeschilderde wandtegels. Hierin hangt een in Turkije vervaardigde massief koperen kroonluchter. Het interieur is rijk en kleurig gedecoreerd.

Ik volg nu een stuk van het oude kolenspoor die uitkomt bij de vroegere steenkoolmijn. De steenkoolmijn van Beringen was één van de zeven mijnen van het Kempens steenkoolbekken. De mijnsite van Beringen omvat 100.000 m² aan bestaand gebouwenpatrimonium en is de best bewaarde mijnsite van België. Daarmee is het de grootste industriële erfgoedsite in Vlaanderen en uniek in Europa. Van alle overige mijnsites in Limburg is het de enige site waar het industriële hart van de mijn werd bewaard. De steenkoolmijn van Beringen werd gesloten eind oktober 1989. 

De herbestemming van de site is sinds 2009 in handen van de nv be-MINE. De herbestemming van de site is een toeristisch recreatief project geworden. Een aanzienlijk deel van het herontwikkelings- en herbestemmingstraject tot een ‘belevingssite’ is al afgelegd. Met een masterplan voor de herbestemming van 32 hectare mijnterrein, krijgt de historische locatie een waardige, waardevolle en eigentijdse invulling. In een reusachtig oud bassin is een snorkel en duikcentrum ondergebracht waar je kan zwemmen tussen duizend tropische vissen. In het toegangsgebouw zit de toeristische dienst van Beringen. Na een grondige renovatie en restauratie heeft het hoofdgebouw van de site opnieuw een kantoorfunctie. Het vroegere ventilatiegebouw in de elektriciteitscentrale werd een klimcentrum. De elektriciteitscentrale zelf wordt een evenementenlocatie. Shoppingliefhebbers kunnen hun hartje ophalen in be-Mine Boulevard, een groot en nieuw winkelcomplex. Een oude mijnterril doet nu dienst als avonturenberg. Wandelaars en sportievelingen kunnen de top van deze mijnterril beklimmen die op 100 meter hoogte een panorama op Limburg en de Kempen biedt. Het is mogelijk om in de omgeving van de avonturenberg te mountainbiken. Deze berg zal ik na mijn fietstocht gaan verkennen. Een andere mijnterril kreeg zijn bestemming als natuurgebied.

Ik kan hier vier koeltorens en ook 2 schachtbokken op de mijnsite zien. Een schachtbok is een boven een mijnschacht aangebrachte constructie, die bij steenkoolmijnen gebruikt wordt bij het vervoer van mijnwerkers, materiaal en steenkool. Schachtbokken zijn door de draaiende wielen visuele merktekens in het landschap. Mijngebouwen, schachtbokken en terrils typeren hier het landschap. Een landschap dat ontstond in 1902 toen de eerste steenkool naar boven gehaald werd na het uitvoeren van proefboringen. Deze proefboringen hebben toen de aanwezigheid van steenkool bevestigd. De uitbatingsmaatschappij “Société anonyme Charbonnages de Beeringen” werd in 1907 opgericht. De maatschappij hielp zo in 1948 tot 6796 mijnwerkers aan het werk. Naarmate meer steenkool ontgonnen werd, kregen 2 steenstorten of mijnterrils vorm. De maatschappij zorgde vanaf 1907 voor mijnwerkerswoningen, winkels, een school, sportvelden… en was hierdoor al zeer vroeg zelfvoorzienend. Zo ontstond een hele wijk rondom de mijn. Dit zijn de citéwijken waar je in contact komt met zijn bewoners en ondergedompeld wordt in het citéleven.

Ik ontdek hier ook het mijnmuseum, die je onderdompelt in het mijnverleden van Belgisch Limburg. Het is een mooi museum waar je nog meer leert over het leven van een mijnwerker, de omgeving van de mijn, de mijnontginning, het werk in en rond de ondergrond en het woelige verleden zoals o.a. de sluiting van de mijn. Het geeft eigenlijk een duidelijk beeld van start tot einde van de mijn van Beringen. Enthousiaste oud-mijnwerkers geven rondleidingen en houden het sympathieke museumcafé met terras open. Ook kan je hier buiten het museum reeds enkele werktuigen en steenkoolkarren zien die vroeger gebruikt werden bij de steenkoolontginning. Verder zie ik hier nog een kunstwerk uit staal met als titel “mijnwerkers in de kunst”. Een kunstwerk als eerbetoon aan het mijnverleden en de mijnwerkers. 

Ik start hier op de vroegere mijnsite mijn fietstocht van ongeveer 60 km. In het begin fiets ik door veel bossen. Er zijn hier veel verharde fietspaden die door bosrijke gebieden lopen. Ik bereik nadien de kapel Onze-Lieve-Vrouw aan de Staak. Het is hier eigenlijk een bedevaartsoord. Voor de ontstaansgeschiedenis van dit bedevaartsoord gaan we terug naar de lente van het jaar 1826. Dan bevindt Jan Nicolaes Swartebrouck zich hier midden op de Hogenbosheide, gelegen tussen Koersel en Hechtel, als hij plotseling overvallen wordt door hevige buikkrampen. Jan Nicolaes denkt dat zijn laatste uur geslagen heeft en aanroept in doodsnood Onze Lieve Vrouw. Vlakbij is er een bron. Hij drinkt van het water en geneest. Uit dankbaarheid voor deze wonderbare genezing plant hij dan op 5 mei 1826 op dezelfde plaats een staak met een eigenhandig uitgesneden Onze-Lieve-Vrouwebeeld. Uit Koersel komen weldra de eerste dorpelingen hulp afsmeken bij Onze-Lieve-Vrouw. De pokken en “de rode loop” teisteren het dorp. In 1826 zijn een dertigtal inwoners besmet. Het nieuws van enkele miraculeuze genezingen doet al snel de ronde en gauw komen er nu vele gelovigen naar het kapelletje om te bidden. Langzaam komt er een echte volkstoeloop op gang en een nieuw Maria oord ontstaat, nl Onze Lieve Vrouw aan de Staak.

Er werd een kapel gebouwd, waarvan het oudste gedeelte, het koor, uit 1833 stamt. In 1939 werd de kapel vergroot. Het was mogelijk om binnen in de kapel te kijken. In de kapel zijn kleine glas-in-loodramen met simpel gebrandschilderd glas te zien. Rond de kapel werd in 1910-1911 het Mariapark aangelegd met taferelen van de zeven smarten van Onze-Lieve-Vrouw en een calvarieberg. Ik kan hier ook de bron ‘t Fonteintje zien, waarvan je het water kan drinken. In 1953-1954 werd het park vernieuwd. Er komen rocailles of rotsachtige constructies, een altaar en een Christusgraf. In een rotsachtige constructie kon je het Christusgraf bekijken. De bron wordt verplaatst en de Calvarieberg wordt verhoogd. In 1964 verfraait men de beeldengroep met taferelen van de zeven smarten in geglazuurde keramiek. Er is hier in het park ruimte voorzien om een openluchtmis te houden. 

Ik bereik met de fiets het Kamp Beverlo, die het grootste militair domein is van Vlaanderen. Het noordelijke deel van het domein wordt gebruikt als schietveld, het zuidelijke deel als oefenterrein. Militaire domeinen zijn vaak uitzonderlijke natuurgebieden, zeker in het sterk versnipperde Vlaanderen. Dankzij de militaire bescherming tegen allerhande maatschappelijke evoluties, zoals industrie en verstedelijking, bleven vele bijzondere planten- en dierensoorten behouden. Kamp Beverlo behoort met zijn oppervlakte van 55 km² tot de grootste heidegebieden van Vlaanderen. Door de uitgestrektheid van het gebied en door het militaire gebruik ervan bleven er prachtige stukken natuur bewaard. Het domein bestaat uit een rijke natuurlijke lappendeken met droge en natte heidegebieden, landduinen, vennen, kwelzones en moerassige depressies.

Na wat verder te fietsen kom ik de mijnterril van Heusden-Zolder tegen. Deze afvalheuvel uit het industrieel tijdperk domineert het vrij natuurlijk landschap van de Helderbeekvallei. Vanwege zijn uitzonderlijke aard wordt de terril tegenwoordig beheerd als Vlaams natuurreservaat. De terril is niet meer dan een storthoop van nutteloze stenen en grond, die samen met de kolen naar boven zijn gebracht. De stenen waarmee de berg werd opgebouwd bevatten veel leisteen en schiefer. Deze gesteenten zijn zeer hard, maar ook erg broos en verbrokkelen daarom snel. Ze zijn echter rijk aan mineralen. Hierdoor komt op de terril een bijzondere plantengroei voor. De helling aan de zuidkant van de berg heeft bovendien een apart microklimaat. De top van de berg bevindt zich op een hoogte van 155 m boven de zeespiegel en 85 m boven de omgeving. 

De volgende halte is aan de kasteelbrouwerij Ter Dolen, midden in het groene hart van Limburg. Ik merk dat vele fietsers hier stoppen om te genieten op een terras van een Ter Dolen abdijbier. De Ter Dolen abdijbieren worden met veel zorg en aandacht voor kwaliteit en ambacht gebrouwen sinds 1994 in de voorgebouwen van het middeleeuwse kasteel dat ik hier zie. Het huidige kasteel Ter Dolen dateert uit de 16de eeuw. Het diende in de middeleeuwen als zomerresidentie en later als refugiehuis voor de abten van de Abdij van Sint-Truiden. De eerste vermelding gaat wel terug tot het jaar 1282. Het kasteel kende doorheen de eeuwen een bewogen geschiedenis. Tot het midden van de 15de eeuw diende het kasteel regelmatig als toevluchtsoord, was het oorzaak van conflicten en werd het herhaaldelijk vernield en platgebrand. Na de Franse Revolutie werd het verkocht aan particulieren en later werd er een school in gehuisvest. Tijdens de oorlog verbleven er Duitse soldaten. Vanaf 1977 was het kasteel onbewoond en raakte in verval. Eind 1993 startte men met renovatiewerken aan het kasteel. In juli 1994 opende brouwerij Ter Dolen de deuren. Ik merk hier aan de rechterkant van de ingang een metalen afsluiting met gaten die menselijke figuren vormen. Eigenlijk is het wel prachtig om dit te zien, vooral als je naar de details van deze verschillende figuren kijkt. Eigenlijk wordt deze afsluiting niet opgemerkt bij de meeste voorbijgangers. 

Ik kom terecht in Laak, dat een gehucht is in de gemeente Houthalen-Helchteren. Ik kom hier de Sint-Jozef Werkmankerk tegen. In 1842 werd Laak verheven tot een zelfstandige parochie, maar vanaf 1965 zetelde de parochie in de nieuwe, en grotere, Sint-Jozef Werkmankerk. Vanaf eind 2014 is er in deze kerk geen wekelijkse misviering meer tgv het verminderd aantal priesters en kerkgangers. 

Ik zie aan een fietsknooppunt een bord staan waarop staat “De Tramroute”. Dit is een wandel- en fietsroute langs een prachtig traject in de natuur. Ik fiets zo van het ene mooie fietspad naar het andere. Deze Tramroute werd ingewandeld in mei 1987. 

Daarna kom ik bij de mijnsite De Schacht in Zolder. Deze mijnsite is de stille getuige van wat eens één van de meest bloeiende industrietakken van Limburg was. De mijnexploitatie in Zolder startte in 1923. Toen de mijn in 1992 haar deuren sloot betekende dit het einde van de laatste mijn in de Benelux. Enkele belangrijke gebouwen van de voormalige mijnzetel zijn als monument beschermd in 1993. In het oog valt hier direct de brede schachtbok van bijna 52 m hoog op. Dit is een mooi voorbeeld van metaalvakwerk, met een open liftkoker boven de schacht. In 1925 werd onder de toren een ontvangstgebouw opgetrokken in beton en staal. In deze torens hingen de mijnliften die het ondergronds personeel en alle materiaal vervoerden en die de steenkolen naar boven brachten. De grote aandrijfwielen die ik zie hebben een diameter van 8 m. De lift ging tot een diepte van 800 m onder de grond. Per lift konden 80 personen vervoerd worden. De mijnliften bevatten eveneens een kipinstallatie die de kolen vervoerden. 

Ik bereik het Albertkanaal via fietspaden in een groene omgeving. Ik fiets nu een stuk langs het Albertkanaal. Ik bereik vervolgens op mijn fietstocht terug het kolenspoor. Dit kolenspoor ging van de mijn in Beringen naar de kolenhaven. De kolenhaven vormt het eindpunt van het kolenspoor. Er is hier een uitkijktoren waar je een zicht hebt op de vroegere locatie van de kolenhaven. Transport per schip was de gemakkelijkste manier om de enorme massa’s steenkool te vervoeren. Veel mijnen bouwden daarom een speciale kolenhaven uit. De mijn in Beringen lag vlakbij een belangrijke waterweg: het kanaal Turnhout – Hasselt. Deze kolenhaven werd in de jaren 1920 aangelegd. Ideaal was het transport over de Kempense kanalen nog niet. Voor de vrachtschepen was het vaak lang aanschuiven. Er stonden toen soms tientallen kilometers file. Er was een beter kanaal nodig om de kolen vlot te vervoeren. In 1939 ging een nieuwe watersnelweg open: het Albertkanaal. In de kolenhaven waren het de kraanmannen die de bakken met steenkool optillen en leegstorten in het ruim van de vrachtschepen. 

Ik fiets nu langs het kolenspoor naar de mijnsite in Beringen, waar ik ben vertrokken voor de fietstocht. Op 23 juni 1946 zette het steenkolenakkoord een volksverhuizing in gang. Tussen 1946 en 1956 kwamen duizenden Italianen naar ons land. Migranten zochten werk en vonden dat in de ondergrond, omdat de Belgen er steeds vaker voor bedankten. Polen en Italianen waren de eerste migranten. De Turkse en Marokkaanse migranten kwamen aan toen de Limburgse mijnen het al niet meer zo goed deden.

Op het einde van mijn fietsrit kom ik een enorme kerk tegen. Het is de Sint-Theodarduskerk, die in opdracht van de Limburgse steenkoolmijnen werd gebouwd. Ze staat bekend als mijnkathedraal. Het is geen echte kathedraal, maar ze wordt zo genoemd omwille van zijn monumentale uitstraling en omvang. Er zijn er in totaal vijf. Naast deze hier in Beringen, kan je er ook één vinden in Winterslag, Eisden, Zwartberg en Waterschei. De mijnkathedraal van Beringen is de jongste van de vijf. Van 1939-1943 bouwde men aan deze imposante kerk. Het is een massieve baksteenbouw, een voorbeeld van baksteenexpressionisme. De één-beukige kruiskerk heeft een zware vieringtoren die 71,5 meter hoog is en waarvan ook de spits in baksteen werd uitgevoerd. De muurvlakken worden verlevendigd door een herhaald gebruik van het mijterboogmotief, onder meer aan de vensters, galmgaten en geveltoppen, en aan de opeenvolging van puntgevels boven de vensters van het schip. Aan de voorzijde van de kerk bevindt zich een soort vierkant atrium, dat wordt omsloten door een spitsbooggalerij. Aan de achterzijde van de kerk bevindt zich een complex van parochiegebouwen, dat om een binnenplaats is gegroepeerd. In 1985 kreeg de kerk een beschermde status.

Ik kom terug aan op de mijnsite in Beringen. Ik besluit om nog een wandeling naar boven te doen op de mijnterril. Via een trap met soms grote treden kan je naar boven gaan. Naast wandelpaden en trappen zie ik speelse en avontuurlijke klim- en klauterconstructies tegen de berghelling. Boven heb je een indrukwekkend panorama en geniet je van een weids uitzicht over de hele mijnstreek. Naast de volledige mijnsite kan je de citéwijk zien, alsook de tweede mijnterril. Boven op de top kan ik nog een kunstwerk zien staan, dat voor een extra dimensie zorgt. Ik kan hier ook een houten brugje zien. De avonturenberg werd hier geopend in 2016. Aan de voet van de terril, tegen de helling en op de top zijn er expoplateaus die fungeren als rust- en duidingspunten. De flanken hebben een natuurlijke begroeiing. De zuidflank van de terril is deels beplant met hondsroos, op de noordflank werden boomvormen aangeplant. De vele ronde palen die geplaatst zijn op de flank van de mijnterril verwijzen naar het hout dat in de mijn werd gebruikt. De mijngangen werden gestut met ronde, dennenhouten palen. 

Op de mijnsite kan ik ook het gebouw van de kolenwasserij zien. Hier werden de gedolven kolen verwerkt voor transport per trein. Steenkool en afval moesten worden gescheiden in de kolenwasserij. Eén manier om de opgehaalde ‘ruwkool’ schoon te maken, was ze onderdompelen in een bad van water en magnetiet. Dit mengsel zorgde ervoor dat het steenafval zonk en de steenkool bovendreef. Het afval werd gestort op de mijnterril of in de lege gangen van de mijn. Dat hielp verzakkingen te voorkomen. Het vervuilde water uit de kolenwasserij ging naar het ronde gebouw dat ik vanop de mijnterril zie. Hier is nu het duikcentrum. Een indikker heette dit gebouw. In zo’n slibbassin liet men het afval bezinken. Daarna werd het water afgevoerd. Het slib gebruikte men soms als stookmiddel. 

Ik ben op deze toeristische dag meer te weten gekomen over het mijnverleden in Limburg. Het was een prachtige fietstocht door natuurgebieden en een ontdekking van het culturele erfgoed. Ik keer ’s avonds dan terug naar huis.

Populaire posts van deze blog

Reis België

Bokrijk